Tja, wat doe je in mei ’68, als je tweedejaars student politicologie bent en je hoort van de Parijse revolutie? Er op af natuurlijk, en wel meteen. Die propedeuse, toch al bijna een jaar over tijd, dat kan altijd nog.
Na een dag liften kwamen we in de avond in Parijs aan. Meteen naar het Odeontheater. Het plein voor het theater stond vol mensen, iedereen wilde mee discussiëren. Twee dingen waren meteen duidelijk: het Odeontheater was ‘hot’ en in de eindeloos lange rij gaan wachten was geen optie.
Reisgenoot Hans wist er wat op en schreeuwde over het plein: “Camerades, nous sommes des provos d’Amsterdam”. Via de zijingang binnengelaten hadden we een half uur later onze bagage in een artiestenkamer gestald en liepen we rond met een rode armband met ‘Comité révolutionair’ er op. Handige jongen, die Hans, later dan ook niet voor niets een bekend vakbondsman.
Bijna waren we het theater weer uitgegooid, want na een vluchtige kennismaking met de discussie in het Odeontheater (dat Frans!) deden we de deur van ‘onze’ kamer op slot en gingen nachtelijk Parijs in. Ai, dat was absoluut ‘not done’, een deur op slot doen. We waren toch wel echte revolutionairen? We mochten nog maar net blijven.
Direct tijdens dat eerste nachtje stappen bleek de impact van de ‘revolutie’ op de lokale verhoudingen. In een trendy gelegenheid werden we vanwege ons uiterlijk niet bediend: te lang haar, niet ‘netjes’ gekleed… Het dreigement onze kameraden van de Sorbonne te gaan halen deed de bediening als een blad aan een boom omdraaien. Misverstand, heren, misverstand.
Geen wonder dat mei ’68 zo’n aantrekkingskracht uitoefende op jongeren: even leek het alsof de wereld om jouw generatie draaide. Een omwenteling leek op handen. Niet alleen studenten kwamen in opstand, in heel Frankrijk (en zelfs Belgie) bezetten de arbeiders fabrieken. Daar gebeurde het, daar moest je gewoon bij zijn. Dat de ‘revolutie’ weer snel voorbij was, dat is een ander verhaal.
Een jaar later kon ik op herhaling, in het Maagdenhuis. Maar dat is wéér een ander verhaal.