Ik las het in het landelijk dagblad toen ik al weer lang en breed thuis in Nederland was: Pim F. had Bas D. in Stockholm vermoord. Hij had hem meegenomen naar een verlaten deel van hetzelfde kraakpand waar ik tot nog geen maand daarvóór onderdak had gevonden. Daar had hij hem aan een pilaar vastgebonden en met een mes bewerkt. Om hem daarna in koelen bloede te vermoorden. Gek genoeg kon ik me onmiddellijk voor de geest halen hoe Pim toen gegiecheld moet hebben. Al had ik geen idee gehad dat hij zó verknipt was. Het voelde ongemakkelijk dat ik Pim en Bas met elkaar in contact had gebracht. En Pim het kraakpand had laten zien.
Ik ontmoette Pim op een camping in Stockholm. Het was 1965. Zweden was in die tijd een verzamelpunt voor de jeugd uit allerlei landen. Het was een rijk en vrijgevochten land: je kon er snel geld verdienen en de Zweedse meisjes waren legendarisch. Het was ook een plek waar velen naar toe gingen die in eigen land min of meer vastgelopen waren. Pim was erg vastgelopen. Hij was betrapt bij het oplichten van chauffeurs bij het tankstation waar hij werkte. Nog net niet gezocht door de politie was hij uitgeweken naar Stockholm, waar ik hem leerde kennen via zijn neef met wie ik daar was. Wij wilden na onze middelbare school even flink verdienen en, wie weet, klopten die verhalen over Zweedse vrouwen echt. Pim zocht een nieuwe toekomst. Het liep anders.
Pim verschilde nogal van ons. Wij kwamen net van de middelbare school af en hadden enkele weken gewerkt om genoeg geld bijeen te krijgen om in Zweden toegelaten te worden. Pim werkte al enkele jaren en hij had wat geld. Genoeg om allerlei gadgets aan te kunnen schaffen. Op onze eerste ontmoeting op de camping haalde hij een dure filmcamera te voorschijn. Om overvliegende vliegtuigen op te nemen. Pim was een beetje apart.
Wat later was Pim van de camping verdwenen, hij had een baantje gevonden en onderdak. Hoe hij dat nou precies voor elkaar had gekregen heb ik nooit begrepen, maar hij slaagde er in een huisje in de tuin bij zijn baas te bemachtigen. Ikzelf verdween wat later ook van de camping en ging met enkele vrienden naar de Klara wijk, een afbraakbuurt in het centrum van Stockholm en verzamelpunt voor de meest uiteenlopende types, van Finse mannen tot Beatniks ofwel hipsters uit de hele Westerse wereld. Wij rekenden ons, 18 a 19 jaar oud, tot de Beatniks. Met die Finse mannen moest je heel erg uitkijken. Ze werkten in Stockholm en ’s avonds, wanneer ze dronken waren, kon je maar beter niet in hun buurt komen.
Intussen bleef ik in contact met Pim. Wij hadden in de stad enkele ontmoetingsplekken waar de internationale scene bij elkaar kwam. Toen ik Pim daar weer eens tegenkwam stelden hij voor dat zijn neef en ik bij hem in het tuinhuisje zouden trekken. In het huisje bleek net ruimte genoeg voor ons drieën. Pim bleek een beetje eigenaardig. Hij sliep in het onderste bed van een stapelbed, zijn neef in het bovenste. Pim schepte er veel genoegen in om de temperatuur in het wat tochtige huisje zo hoog op te stoken dat zijn neef puffend van de hitte in het bovenste bed lag. Ikzelf lag op een apart bed en had evenmin als Pim last van de hitte in het tochtige huisje. Pim amuseerde zich kostelijk. Met een waanzinnige grijns op zijn gezicht en knipogend naar mij had hij de grootste lol.
We gingen daarna regelmatig stappen. Om de een of andere reden mocht hij mij kennelijk graag. Hij vond het leuk om mij ‘vrij te houden’. Zoals ieder van ons had ook Pim zijn fantasieën over geld. Meestal had dat betrekking op vrij onschuldige cannabisdealtjes, in de marge van de echt grote jongens. Maar Pim was daarin toch wat anders. Hij fantaseerde over overvallen, bijvoorbeeld op zijn baas. Ik nam dat niet al te serieus, hij was dan weliswaar bijna met justitie in aanraking gekomen, maar dat was voor kleine oplichterijtjes van vrachtwagenchauffeurs, niet voor gewelddaden.
Toen wij dan ook na een avondje stappen door een door homo’s gefrequenteerd park liepen en hij voorstelde op rooftocht te gaan, nam ik ook dat niet al te serieus. Dat werd anders toen hij voorstelde dat ik op een bankje zou gaan zitten en hij met een bierflesje in de hand in de struiken kroop. Toen daadwerkelijk iemand op ons af kwam en tot op enige meters afstand genaderd was, kreeg ik het knap benauwd. Ik draaide me om en begon tegen Pim te praten, waarna het potentiële slachtoffer zich uit de voeten maakte. Het leverde me een scheldpartij van Pim op (“schijterd”), maar ik voelde me behoorlijk opgelucht.
Wat later liet ik Pim het kraakpand zien waar ik daarvoor had gewoond en introduceerde ik hem bij Bas, een van de vele vastgelopen Nederlanders die zich in die periode in Stockholm ophielden. Pas toen ik weer terug was in Nederland las ik in de krant over de Stockholmse moordzaak, hoe Pim Bas D. had vermoord in een luguber deel van dat kraakpand en hem aan een pilaar had vastgebonden en met een mes bewerkt. Om hem daarna in koelen bloede te vermoorden.
Eigenlijk toen pas realiseerde ik me hoe ik door het oog van de naald was gekropen. Zijn mededader, meegesleept door Pims charisma, had minder geluk. Mij had eenzelfde lot kunnen treffen, op mijn 19e, op dat bankje in een park in Stockholm. Voor de rest van mijn leven getekend door medeplichtigheid aan een moord.