Het was in 1957 niet zo eenvoudig om die gloednieuwe Amerikaanse Rock ‘n’ Roll te beluisteren. Op de Nederlandse radiozenders in ieder geval niet, Tijd voor teenagers kwam pas enkele jaren later, Tussen 10+ en 20- nog weer enkele jaren later. Als je wist dat het bestond en als je het wist te vinden, dan kon je naar Radio Luxembourg luisteren. Of naar de American Forces Network van de in Duitsland gelegerde Amerikaanse strijdkrachten.
Meer kans maakte je op straat, als de jaarlijkse kermis in de stad kwam. Daar draaiden de kermisklanten de nieuwste Amerikaanse hits.
Maar net daarvoor vond mijn eerste kennismaking met Rock ‘n’ Roll plaats, ook op straat. Bij mij in de straat, om precies te zijn.
Ik was wat aan het rondscharrelen op het stoepje bij ons voor de deur toen verderop in de straat oorverdovende muziek klonk vanuit een auto met een grote luidspreker er bovenop. En ik kende die muziek. Dat was Pat Boone! Die kende ik van de radio! Love Letters in the Sand! Bernardine! Prachtig vond ik dat: Oh Oh Oh Bernardine, doo doo doo doop doo wah…
Meteen naar de auto gerend, net als vriendjes verderop uit de straat. Daarna kwam er iets wat nog opwindender was. Wat was dat? Dat moesten we weten. Na de muziek begon een man bij de auto het groepje mensen dat zich verzameld had, toe te spreken. Iets met polletiek. Wij begrepen daar niet veel van. Niet dat we veel moeite deden trouwens, we waren veel te ongeduldig om te horen wat voor muziek dat was geweest. Toen hij uitgesproken was wilde hij ons dat wel vertellen. Dat was Elvis Presley! Dat was nou Rock ‘n’ Roll! Dat was vernieuwend, dat was modern. Net als zijn politieke partij, vond hij, net als de CPN, de Communistische Partij Nederland.
Wat mijn vader er achteraf ook over zei, en dat was niet mals, zo vlak nadat de communisten de Hongaarse opstand hadden neergeslagen, dit wist ik zeker, die CPN is Rock ‘n’ Roll.